Interview met Irene Koopman

Irene KoopmanMijn oud-collega, Hanne, inmiddels bevriend geraakt, is druk aan de telefoon in de hal van het ministerie als ik haar kom ophalen. Hanne is boos, opgewonden, ratelt door. Ik kijk rond en lach naar haar. Na vijf minuten beëindigt ze het telefoongesprek met de mededeling dat het vandaag niet meer goed komt en dat ze maandag met frisse moed weer zal beginnen. Dan begroeten wij elkaar. Wat is Hanne betrokken naar haar werk, nog steeds boos, vanwege een grote betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel, maar vooral met fonkelende ogen en enthousiast over de waarde van wat ze doet. Loopbaanadviseur bij een grote overheidsdienst. Ze laat me haar werkkamer zien, in het grote ministerie dat prachtig modern is verbouwd. Daar werkt Hanne twee dagen in de week. De rest van de week reist ze door het land, op werkbezoek bij de regionale kantoren. En dan voel ik de jaloezie in me opkomen. Dit wil ik ook! Het kantoor, de collega’s, en vooral het verantwoordelijkheidsgevoel, de betrokkenheid, de noodzaak voelen van het werk.

Ik ben eerder ambtenaar geweest. Nu werk ik inmiddels al 12 jaar vanuit een commerciële setting, waarvan ook alweer 4 jaar geheel zelfstandig. Wel vrijwel altijd als organisatieadviseur voor overheidsdiensten. Die betrokkenheid naar de publieke zaak is gebleven. Als bijkomend voordeel van mijn eigen praktijk – of misschien wel het belangrijkste – roem ik de vrijheid. Als er genoeg gewerkt is, kan ik zomaar vrij nemen. Lang met vakantie gaan. Tijd nemen om een boek te schrijven. Geen verantwoording aan een baas hoeven afleggen. En dat is allemaal waar. Mijn gevoel in het dagelijks bestaan zegt meestal wat anders. Als het werk gedaan is, moet er nieuw werk komen. Dus ga ik wel op vakantie, maar geen drie maanden want dan ben ik nieuwe opdrachten aan het verwerven, mijn netwerk aan het bijhouden, kleine klusjes aan het afronden. Het schrijven van dat ene boek dat nog geschreven moet worden, komt er om dezelfde reden niet van. Toch voelt het dat dit alles er nog wel van zal komen. Ooit. Het voornaamste dat me in de weg zit, is het gevoel dat ik niet nuttig genoeg ben, niet hard genoeg werk. Daar zit mijn uitdaging en wat ben ik streng. Ik coach talloze mensen, begeleid hele afdelingen in veranderingsprocessen, zet me voluit in bij het begeleiden van beleidsdagen van managementteams, doe vrijwilligerswerk voor een politieke partij. De laatste vier maanden van 2009 ben ik met dit alles extreem druk. In januari valt dit even stil en al op 8 januari voel ik me nutteloos, vraag ik me af wat ik doe voor de samenleving, twijfel ik aan het zinvol inzetten van mijn talenten. Geen rust dus, om mijn bevindingen eens mooi op papier te zetten, een boek te lezen, lekker te wandelen om mijn conditie wat bij te schaven. Nee, ik voel me zinloos, werkloos.

Hanne vertelt over haar werk. Ze ziet mijn belangstelling en vertelt dat een van haar collega’s eind van het jaar met pensioen gaat. De vacature zal eerder open gesteld worden om de nieuwe collega nog mooi in te kunnen werken. Als ik belangstelling heb, wil ze me wel waarschuwen als het zover is? Ik knik ja, en Hannes enthousiasme groeit. Leuk, weer collega’s zijn! Zij ziet het allemaal zitten. En ik? Ik ook, hoewel ik het nauwelijks hardop durf te zeggen. En zo rol ik in een sollicitatieprocedure.

Mijn partner, Tineke, wilde niet naar PDS. Kennelijk heb ik wel voldoende verteld over PDS om haar de juiste termen te laten gebruiken. Soms is het glas toch half leeg in plaats van half vol, en solliciteren vind ik in alle gevallen eindeloos eng. Als Tineke me goede moed wenst voor een sollicitatiegesprek, zegt ze: “Zo, nu even PDS’en. Hoofd omhoog, positief denken ennuh….je kunt het, niet zeuren.” Duidelijke taal. Natuurlijk heeft ze gelijk. Zij heeft altijd gelijk. Kortgeleden hebben we het verhaal van H.C. Andersen nog eens gelezen: ‘Wat vader doet, is altijd goed.’ Het rotsvaste vertrouwen van een man en vrouw in elkaar is prachtig beschreven en geeft ze allebei vleugels. Hoe dan ook, in mijn sollicitatieprocedure – die alles bij elkaar vier maanden heeft geduurd – heb ik steeds de overtuiging uitgedragen dat de baan voor mij bestemd was, mits ik zelf overtuigd was dat ik die baan wilde. Die overtuiging moest ik soms even zoeken. Wat te doen met mijn vrijheidsgedachte in de eigen baan? Was de nieuwe werkomgeving niet te ambtelijk, te stroperig? Wil ik echt adviseur worden en blijven, of is een managementbaan nog een optie? Vragen te over. In een sociale omgeving die volop bereid was mee te denken en mijn vragen wel vanuit een ander perspectief wilde bezien. Mijn Tineke vroeg zich op enig moment af, of alle vragen inmiddels niet gesteld waren. Dat was zeker het geval, maar toen ik haar uitlegde, dat ik dezelfde vragen graag nog drie keer wilde stellen en beloofde daarna te stoppen, konden we de vragen nog eens door. Eén keer bleek genoeg. Een vriendin vertelde dat als ik de baan echt wilde, ik moest visualiseren dat ik er al werkte. En dat werkt! Eigenlijk riep ik snel – vooral zachtjes, tegen mezelf, maar toch – dat ik in september bij de Rijksoverheid zou werken. Bij het laatste gesprek , met de hoogste baas, was me verteld dat hij eigenlijk op zoek was naar een jong iemand, fris en fruitig. Nu was ik net 50 jaar geworden, groots gevierd, dankjewel, maar ik moet nog een beetje wennen aan deze hoge en wijze leeftijd. Fris en fruitig heb ik dus laten zien hoe wijs deze 50-jarige is. Toen ik wist dat ik de baan wilde, was die ook voor mij. Concurrenten of niet. Ik ben er. Met enthousiasme ben ik in september aan deze nieuwe uitdaging begonnen. De vrijheid die ik zocht zal ik in deze baan stoppen. Het schrijven, het ontwikkelen van mijn talenten, dat komt daar helemaal van pas. En lange vakanties? Hanne is net – gewoon in haar vakantiedagen – afgereisd naar Peru, en schrijft een mooi dagboek over haar vrijwilligerswerk daar. Opnieuw een boeiend perspectief.

Irene Koopman
februari 2011